Gepubliceerd op 04-12-2017

klinker

betekenis & definitie

klinker - Zelfstandignaamwoord
1. (taalkunde) een klank van de menselijke spraak waarbij geen obstructie in de ademstroom aangebracht wordt
Het Nederlands kent ongeveer zestien klinkers die als foneem fungeren.
2. een letter of teken dat een dergelijke spraakklank voorstelt
De meest voorkomende klinker in het Nederlands is de e.
3. (bouwkunde) een harde baksteen die door zijn structuur geen water opzuigt
De klinkers werden door de stratenmaker zorgvuldig in het zandbed gelegd.
4. (beroep) Iemand die geholpen door de nageljongen met klinknagels voorwerpen aan elkaar klinkt

Woordherkomst
[1-3] Afgeleid van klinken met het achtervoegsel -er.
*[1-2] Dit is een leenvertaling van het Latijnse vocalis|(littera) vocalis (klinkende [letter]). In tegenstelling tot bij de medeklinkers is bij de klinkers de stem aan het werk, vandaar een afleiding van vox (stem). Volgens andere bronnen zou de benaming "klinker" gevormd zijn in tegenstelling tot de naam "medeklinker" (een leenvertaling van consonans - mee-klinkend).
*[3] De naam klinker is afkomstig van het heldere geluid dat deze baksteen geeft als er op getikt wordt.

Synoniemen
[1-2] vocaal

Antoniemen
[1-2] medeklinker, halfmedeklinker/halfklinker