Gepubliceerd op 04-12-2017

kleinigheid

betekenis & definitie

kleinigheid - Zelfstandignaamwoord
1. iets onbelangrijks
"Ik heb een brief van onzen Frederik ontvangen, die mij, uit hoofde van eene tusſchenkomende kleinigheid, heeft doen beſluiten, om weder naar Antwerpen te keeren".

Woordherkomst
afgeleid van kleinig met het achtervoegsel -heid