kip - Zelfstandignaamwoord
1. (vogels) Gallus gallus, (vrouwelijke) gedomesticeerde vogel uit de familie van de hoenderachtigen
2. (voeding) kippenvlees
3. (scheldwoord) politieagent
4. munteenheid van Laos, Laotiaanse kip (code LAK volgens ISO 4217)
kip - Werkwoord
1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van kippen
♢ Ik kip
2. gebiedende wijs van kippen
♢ kip!
3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van kippen
♢ kip je?
Uitdrukkingen en gezegden
♦ Als de vos de passie spreekt, boer pas op je kippen (ganzen).
pas op voor slijmballen, ze willen altijd wat van je; als een bedrieger vrome dingen zegt moet je extra voorzichtig met deze persoon zijn
♦ Als een kip zonder kop
zonder beraad, onbesuisd
♦ De kip met gouden eieren slachten
Een iets met veel rendement wegdoen
♦ Er als de kippen bij zijn
er snel bij zijn
♦ Het ei wil wijzer zijn dan de kip.
het kind denkt het beter te weten dan de ouder
♦ Met de kippen op stok gaan
vroeg naar bed gaan
Synoniemen
hen, kieken (Vlaanderen)
Verwante begrippen
haan, kuiken, ei
Gepubliceerd op 04-12-2017
kip
betekenis & definitie