interval - Zelfstandignaamwoord
1. de tijd tussen twee tijdstippen van een tijdlijn, of de afstand tussen twee punten van een lijn
2. (muziek) de telling van de tonen van een diatonisch|diatonische toonladder
♢ Het eerste interval van een diatonische toonladder heet prime.
3. (muziek) de afstand tussen twee verschillende tonen van een diatonische toonladder
♢ Het interval tussen de twee noten is een kwart.
Woordherkomst
afgeleid van 'val' (wal) met het voorvoegsel inter-
Synoniemen
[1] episode, epoche, fase, interimperiode, periode, tijdsgewricht, tijdsinterval, tijdspanne, tijdsruimte, tijdvak, tussenpoos, tussentijd
[3] tweeklank
Verwante begrippen
[1] afstand, afstandsverschil, tijd, tijdverschil, [3] akkoord, drieklank, vierklank, polyfoon
Gepubliceerd op 04-12-2017
interval
betekenis & definitie