tijd - Zelfstandignaamwoord
1. de onstuitbare gang der dingen van toekomst door het heden naar het verleden
♢ Doorheen de tijd heeft de aarde al heel wat evoluties meegemaakt.
2. de tijd: de rust
♢ Je moet hem even de tijd gunnen om dit werk af te maken.
tijd - Bijwoord
1. bijwoordelijk deel van een scheidbaar werkwoord
♢ tijdrekken: Je zit alleen maar tijd te rekken.
Woordherkomst
afkomstig van:
Middelnederlands: tijt
Oudernederlands: tīt
Germaans: *tīðiz
Indo-Europees: *dih₂-ti-
Verwante begrippen
(m): destijds, ten tijde van, te allen tijde, (f): te zijner tijd, toentertijd, tijdelijk, tijdig; tijdsduur, tijdstip, tijdvak
Inloggen
Log hier in om direct te kunnen beginnen met schrijven.
Favorieten
Wil je dit begrip toevoegen aan je favorieten? Word dan snel vriend van Ensie en geniet van alle voordelen:
- Je eigen Ensie account
- Direct toegang tot alle zoekresultaten
- Volledige advertentievrije website
- Gratis boek cadeau als welkomstgeschenk
Bronnen
Bronnen: