Gepubliceerd op 04-12-2017

high

betekenis & definitie

high - Bijvoeglijk naamwoord
1. in een (euforische) toestand van veranderd bewustzijn verkeren (al dan niet door drugsgebruik) (-> high worden of high zijn)
na urenlang mountainbiken in de bergen was hij helemaal high geworden

Woordherkomst
van het Engels