Gepubliceerd op 14-10-2020

Gouden Eeuw

betekenis & definitie

Zelfstandig Naamwoord
Gouden Eeuw v
1. (figuurlijk) een periode van grote welvaart, productiviteit of bloei van cultuur en kunst
Sy is al vaal en loof door 't bekennent bedryven Des Hollanders ghemaeckt: Doch om des Wijsheyts Vin Blijft Athenen den naem, en Hollandt het ghewin, Soo dat nu weder is de Goude Eeuw ghekomen, Van onghekreuckte Deucht en Wijsheyt uytghenomen, Die d'Ouden seyden dat voor haar langh was vergaan, [1] 
2. (pregnant) 17e eeuw, de periode van de Nederlandse geschiedenis, waarin de Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden als voorganger van het huidige Nederland een vooraanstaande positie in Europa en de wereld bekleedde en die door een grote bloei op het gebied van handel, wetenschap en kunsten gekenmerkt werd.
Onder het bestuur van Maurits en Frederik Hendrik, bereikte onze staat zulk eene hoogte, dat men hunne regering als de gouden eeuw van het Gemeenebest kan beschouwen; want niet alleen de handel, maar ook de kunsten en wetenschappen bloeiden.[2] 

Woordherkomst
Vertaling van de Latijnse uitdrukking aurea aetas, ontleend aan het werk Werken en dagen van de Oudgriekse dichter Hesiodus (die over het Gouden Geslacht (χρύσεον γένος) spreekt).