gloren - Werkwoord
1. absoluut zacht gloeien, glinsteren, een zacht schijnsel geven (vooral van de dageraad)
♢ Aan de verre horizon gloort de dageraad.
♢ Op de bovenste verdieping gloort het licht van een peertje.
2. absoluut aanbreken
♢ Bij het gloren van de 21e eeuw staat de wereld op de drempel om cruciale beslissingen te nemen.
3. absoluut beginnen te verschijnen of gerealiseerd worden
♢ Het besef dat het anders moet begint ook bij hem te gloren.
♢ Er gloort weer een sprankje hoop aan de horizon.
Verwante begrippen
ochtendgloren, zonnegloren
Gepubliceerd op 04-12-2017
gloren
betekenis & definitie