gloren
gloren - Werkwoord 1. absoluut zacht gloeien, glinsteren, een zacht schijnsel geven (vooral van de dageraad) ♢ Aan de verre horizon gloort de dageraad. ♢ Op de bovenste verdieping gloort het licht van een peertje. 2. absoluut aanbreken ...
Wiktionary (2019)
gloren - Werkwoord 1. absoluut zacht gloeien, glinsteren, een zacht schijnsel geven (vooral van de dageraad) ♢ Aan de verre horizon gloort de dageraad. ♢ Op de bovenste verdieping gloort het licht van een peertje. 2. absoluut aanbreken ...
M. J. Koenen's (1937)
gloorde, h. gegloord (lit. t. glanzen, stralen, flikkeren, glimmen): er gloorden nog enige vonken; de dageraad begint te gloren.
Jozef Verschueren (1930)
(gloorde, heeft gegloord) Verh. 1. glimmen, flikkeren: er gloorde geen sprankje vuur in de haard. 2. lichten: de ochtend begon te -.
Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)
(gloorde, heeft gegloord), 1. zonder warmte te geven branden, glimmen: er gloorde geen sprankje vuur in de haard; 2. een zacht, glanzend schijnsel geven, lichten: de ochtend begon te —.
J.H. van Dale (1898)
GLOREN, (gloorde, heeft gegloord), glimmen, glanzen er gloorde geen sprankje vuur in den haard; — een zacht, glanzend schijnsel geven, lichten de ochtend begon te gloren; — flikkeren er gloorde iets wilds in zijn oog; — gloeien, blaken zij doet mijn boezem gloren; — (dicht.) doen glimmen, doen gloeien wees welkom, heilrij...
Gerelateerde zoekopdrachten
Log hier in om direct te kunnen beginnen met schrijven.
Wil je dit begrip toevoegen aan je favorieten? Word dan snel vriend van Ensie en geniet van alle voordelen: