Gepubliceerd op 04-12-2017

getier

betekenis & definitie

getier - Zelfstandignaamwoord
1. (pejoratief) veel lawaai maken omdat iemand boos is
In 2020 zal de bevolking van Rotterdam niet langer in meerderheid een Nederlandse herkomst hebben. In Zuidwijk is dat punt al gepasseerd. En de bevolking weet het. De witte mensen die we spreken, zeggen dat ze zich „een minderheid” voelen, dat ze „worden overwoekerd”. De niet-witte mensen zeggen dat ze zich aan Wilders’ getier niks gelegen laten liggen: „Wij zijn toch in de meerderheid.”

Woordherkomst
Naamwoord van handeling tieren

Synoniemen
bombarie, gescheld, geschreeuw, misbaar, tumult, brullen, geraas