frees - Zelfstandignaamwoord
1. (gereedschap) machine die door frezen (met een ronddraaiende beitel) materiaal verwijdert
2. deel van die machine die de eigenlijk berwerking uitvoert (de beitel)
3. (landbouw) machine die grond door elkaar roert, maar zonder kerende bewerking
4. geplooide kraag, fraas
frees - Werkwoord
1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van frezen
♢ Ik frees
2. gebiedende wijs van frezen
♢ frees!
3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van frezen
♢ frees je?
Gepubliceerd op 14-11-2017
frees
betekenis & definitie