fout - Bijvoeglijk naamwoord
1. onjuist, incorrect, niet goed, foutief, verkeerd
♢ Het antwoord is fout.
2. (informeel) niet volgens de in een groep of land geldende normen of moraal;
♢ Hele foute muziek.
3. aan de kant van de as-mogendheden in de Tweede Wereldoorlog
♢ Zijn vader was fout.
fout - Bijwoord
1. onjuist, verkeerd
♢ Hij heeft het fout gedaan.
fout - Zelfstandignaamwoord
1. vergissing, onjuistheid
Verwante begrippen
failleren, abuis, deficiëntie, dwaling
Gepubliceerd op 14-11-2017
fout
betekenis & definitie