Gepubliceerd op 14-11-2017

forsgebouwd

betekenis & definitie

forsgebouwd - Bijvoeglijk naamwoord
1. van mensen dat ze groot, sterk en dik zijn
Monte Petersen werkt voor de politievakbond, sinds hij kortgeleden met pensioen is gegaan. Hij was 29 jaar agent in Dallas. Sinds donderdag zit Petersen, een forsgebouwde man met snor, onophoudelijk op kantoor, en te chatten in de besloten Facebook-groep van de politie in Dallas. „Iedereen voelt dezelfde frustratie. Agenten krijgen niet de waardering die ze verdienen. Het is gevaarlijk en moeilijk werk.”

Woordherkomst
samenstelling van fors en gebouwd

Synoniemen
flink, fors, stevig

Antoniemen
fijngebouwd, frêle