forsgebouwd - Bijvoeglijk naamwoord
1. van mensen dat ze groot, sterk en dik zijn
♢ Monte Petersen werkt voor de politievakbond, sinds hij kortgeleden met pensioen is gegaan. Hij was 29 jaar agent in Dallas. Sinds donderdag zit Petersen, een forsgebouwde man met snor, onophoudelijk op kantoor, en te chatten in de besloten Facebook-groep van de politie in Dallas. „Iedereen voelt dezelfde frustratie. Agenten krijgen niet de waardering die ze verdienen. Het is gevaarlijk en moeilijk werk.”
Woordherkomst
samenstelling van fors en gebouwd
Synoniemen
flink, fors, stevig
Antoniemen
fijngebouwd, frêle
Gepubliceerd op 14-11-2017
forsgebouwd
betekenis & definitie