Wat is de betekenis van forsgebouwd?

2024-03-29
Woordenboek van Populair Taalgebruik

Marc De Coster (2020-2024)

forsgebouwd

(19e eeuw) (euf.) dik, zwaarlijvig. Syn.: corpulent*; embonpoint*; gezet*; goedgevuld*; presentie* hebben; volumineus*. • ‘Op zij lomperd!’ riep een groote en forschgebouwde sjouwerman den heer ex-bakker toe, terwijl deze nog in zijn beschouwingen verdiept was… (J.J. Cremer: Romantische werken. Deel 5: Daniël Sils. 18...

2024-03-29
Nederlandstalige WikiWoordenboek

Wiktionary (2019)

forsgebouwd

forsgebouwd - Bijvoeglijk naamwoord 1. van mensen dat ze groot, sterk en dik zijn Monte Petersen werkt voor de politievakbond, sinds hij kortgeleden met pensioen is gegaan. Hij was 29 jaar agent in Dallas. Sinds donderdag zit Petersen, een forsgebouwde man met snor, onophoudelijk op kantoor, en te ch...

2024-03-29
Woordenboek Nederlands-Turks

Mehmet Kiriş (2024)

Wil je toegang tot alle 4 resultaten?

Ja, ik word vriend van Ensie!
2024-03-29
Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

forsgebouwd

bn., in zijn bouw van kracht getuigend: een — man.