flipflop - Zelfstandignaamwoord
1. (elektronica) (digitale techniek) schakeling die op een signaal reageert door van de ene in de andere stand te springen, één van de meest elementaire digitale elektronische schakelingen
♢ Besturingslogica, adresregisters. cyclusdecoders, klokpulsen, selecteeraansluitingen, gegevensverzamellijnen, statusvraag, drijvertrap, data-interface, conditionele flipflop, multiplexer, stapelwijzer verversingsteller, verversingsversterker. in- en uitvoerbuffers — dit ailes etst men vandaag op een eenvoudig siliciumoxyde () kristal.
2. (figuurlijk) opeens een opvatting huldigen die tegengesteld is aan de opvatting die tot dan toe gehuldigd werd
♢ In Washington wordt er dan ook op gerekend dat de Amerikaanse president snel weer zal moeten overgaan tot waar hij het best in is: een nieuwe flipflop.
3. (schoeisel) sandaal bestaande uit een rubberen zool en twee bandjes over de voet die vanaf de zijkanten samenkomen tussen de grote teen en de teen ernaast
♢ Iemand met flipflops en een joggingbroek zal je in Maastricht niet snel in een restaurant zien.
flipflop - Tussenwerpsel
1. om een omslag aan te geven
♢ Vroeger vond ik spinazie stom, maar nu, flipflop, smul ik ervan.
Woordherkomst
[1] van het Engelse woord flip-flop, een klanknabootsing van de geluiden van de relais waarmee de schakeling oorspronkelijk werd gerealiseerd
[2], [[tussenwerpsel] van het Engelse woord flip-flop, overdrachtelijk gebruik [1]
[3] van het Engelse woord flip-flop, een klanknabootsing van het sloffende geluid waarmee lopen op dit schoeisel gepaard gaat
Synoniemen
[1] bistabiele multivibrator, meester-slaaf-element
[3] teenslipper
Verwante begrippen
[1] monostabiele multivibrator, astabiele multivibrator, schmitt-trigger
Gepubliceerd op 14-11-2017
flipflop
betekenis & definitie