Gepubliceerd op 14-11-2017

eigentijds

betekenis & definitie

eigentijds - Bijvoeglijk naamwoord
1. behorend tot de periode waarin iets speelt, contemporain
2. behorend tot het heden
Henk Bezemer was een eigentijdse uitvoering van captain Joshua Slocum, de Amerikaan die als eerste in een zelfgebouwd zeiljacht, de Spray, tussen 1895 en 1898 alleen de wereld rondde. Net als Slocum was Bezemer een zeiler die de basics van het zeilen tot in zijn vingertoppen beheerste; een bescheiden zeeman overtuigd van zijn eigen kunnen.

Woordherkomst
samenstelling van eigen en tijd met het achtervoegsel -s

Synoniemen
[2] actueel, hedendaags, modern