Wat is de betekenis van eigentijds?

2019
2023-03-25
Nederlandstalige WikiWoordenboek

Wiktionary (2019)

eigentijds

eigentijds - Bijvoeglijk naamwoord 1. behorend tot de periode waarin iets speelt, contemporain 2. behorend tot het heden Henk Bezemer was een eigentijdse uitvoering van captain Joshua Slocum, de Amerikaan die als eerste in een zelfgebouwd zeiljacht, de Spray, tussen 1895 en 1898 alleen de wereld rond...

Lees verder
2017
2023-03-25
Muiswerk Educatief

Muiswerk Educatief (2017)

eigentijds

eigentijds - bijvoeglijk naamwoord uitspraak: ei-gen-tijds 1. van deze tijd ♢ dat is een eigentijds verschijnsel Bijvoeglijk naamwoord: ei-gen-tijds ... is eigentijdser dan ... het eigen...

Lees verder
1950
2023-03-25
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Eigentijds

bn., (neol.) van, behorende tot de eigen tijd, contemporain.

1930
2023-03-25
Jozef Verschueren

Jozef Verschueren (1930)

eigentijds

('eigən) bn. en bw. van, betreffende deze, onze eigen tijd : de -e letterkunde, kunst, muziek, byn. contemporain.

1916
2023-03-25
Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Eigentijds

bn. (neologisme) van, behorende tot de eigen tijd, contemporain.