Gepubliceerd op 03-10-2017

destijds

betekenis & definitie

destijds - Bijwoord
1. in die tijd
    ♢ - Destijds was ik nog een klein jongetje.
    ♢ - Toen hij de overeenkomst las, viel hem op dat hij voortaan moest zwijgen over de kwestie. In het stuk stond dat „beide partijen ten opzichten van derden geheimhouding betrachten over de inhoud, achtergrond en wijze van totstandkoming”. „Dat heb ik geweigerd”, zegt Roomans. „Ik wilde niet opnieuw door de daders geheimhouding opgelegd krijgen. Destijds moest ik zwijgen, nu weer. Dat vertik ik.” Hij liet de clausule schrappen.

Woordherkomst
Genitief van de tijd (des tijds).

Synoniemen
toen