dagelijks - Bijvoeglijk naamwoord
1. iedere dag voorkomend of benodigd
♢ Hoe moeten we anders ons dagelijks brood verdienen?
2. gewoon, alledaags
dagelijks - Bijwoord
1. iedere dag
♢ Hij leest dagelijks de krant.
2. als het dag is, bij dag
♢ We worden dagelijks en nachtelijks bestookt met woorden, zelfs in de blauwe lucht.
Woordherkomst
afgeleid van dag met het achtervoegsel -lijks met het invoegsel -e-
Uitdrukkingen en gezegden
♦ het dagelijks bestuur
het bestuur met de algemene leiding
Synoniemen
[1] dagdagelijks
[2] overdag
Antoniemen
nachtelijks
Verwante begrippen
dag, daags, regelmatig, vaak, wekelijks, maandelijks, jaarlijks
Inloggen
Log hier in om direct te kunnen beginnen met schrijven.
Bronnen
Bronnen: