Wat is de betekenis van dagelijks?

2024-04-18
Nederlandstalige WikiWoordenboek

Wiktionary (2019)

dagelijks

dagelijks - Bijvoeglijk naamwoord 1. iedere dag voorkomend of benodigd     ♢ Hoe moeten we anders ons dagelijks brood verdienen? 2. gewoon, alledaags dagelijks - Bijwoord 1. iedere dag     ♢ Hij leest dagelijks de krant. 2. als het dag is, bij dag  ...

2024-04-18
Muiswerk Educatief

Muiswerk Educatief (2017)

dagelijks

dagelijks - bijvoeglijk naamwoord uitspraak: da-ge-lijks 1. elke dag ♢ ik zie hem dagelijks 1. ik kan voorzien in mijn dagelijkse behoeften [genoeg geld verdienen om van te leven] ...

2024-04-18
Frysk Wurdboek (Friesch woordenboek)

Fa. A.J. Osinga (1952)

Dagelijks

adj., daegliks, deisk, deistich; adv., daegliks, deis, troch 'en dei, by de dei lâns, dei en wei.

2024-04-18
Woordenboek Nederlands-Turks

Mehmet Kiriş (2024)

2024-04-18
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Dagelijks

I. bw., alle dag, op, met iedere dag: ik spreek hem dagelijks; dagelijks terugkerende dingen; 't wordt nog dagelijks erger, van dag tot dag, voortdurend. II. bn., van, voor iedere dag, iedere dag terugkomend: de dagelijkse omwenteling der aarde om haar as; zijn dagelijkse bezigheden; — dat is dagelijks werk voor hem, ...

2024-04-18
Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal

M. J. Koenen's (1937)

dagelijks

1 bn. (1 iedere dag voorkomend; iedere dag nodig; van elke dag; 2 gelijk geregeld waargenomen wordt): 1 het - brood; een - beursoverzicht; -e bezigheden; 2 het-e leven; nog: R.-K. -e zonde, overtreding van Gods geboden in kleine zaken; z. doodzonde; het - bestuur (der gemeente), Burgemeester en Wethouders (in België: Burgemeester en Schepenen...

2024-04-18
Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

dagelijks

(‘da:gələks) I. bn. 1. van elke dag : -e bezigheden; het brood. Syn .→ alledaags. 2. gelijk geregeld waargenomen wordt: een voorval; in het leven. II. bw. 1. iedere dag : werken. 2. met iedere dag : het wordt slechter.

2024-04-18
Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Dagelijks

I. bw., alle dagen; op, met iedere dag: ik spreek hem dagelijks; terugkerende dingen; het wordt nog erger, van dag tot dag, voortdurend; II. bn., van, voor iedere dag, iedere dag terugkomend: de dagelijkse omwenteling van de aarde om haar as; zijn dagelijkse bezigheden; dat is werk voor hem, dat doet hij alle dag, daar is hij mee vertrouwd; geef on...

Wil je toegang tot alle 11 resultaten?

Ja, ik word vriend van Ensie!
2024-04-18
Etymologisch Woordenboek

Amsterdam University Press (2024)