coachen - Werkwoord
1. (ov) (sport) instructies en leiding geven aan een sportteam of sporter
♢ Deze finale coacht hij zijn laatste wedstrijd.
2. begeleiden, iemand helpen om betere prestaties te leveren (werk, sport etc.)
♢ „Maar echt ideaal”, zegt Kuyken, „zou het zijn om een gesubsidieerde structuur op te bouwen waarbij regionale centra in nauwe samenwerking met lokale docenten talenten coachen, om ze daarna naar één landelijk centrum te sturen. Vergelijk het met sportcentrum Papendal.”
Woordherkomst
Afgeleid van het Engelse coach. met het achtervoegsel -en
Gepubliceerd op 13-11-2017
coachen
betekenis & definitie