centrum - Zelfstandignaamwoord
1. middelpunt,in het midden gelegen
♢ Utrecht ligt niet alleen maar in het centrum van de provincie maar ook in het centrum van Nederland.
2. binnenstad
♢ Hij woont in het centrum van Almelo.
3. plaats waar bepaalde activiteiten geconcentreerd zijn
♢ De huisarts heeft zijn praktijk samen met de apotheek en de fysiotherapeut in het gezondheidscentrum.
4. (politiek) het midden van het politieke spectrum
♢ Het CDA is in Nederland een partij in het centrum.
Gepubliceerd op 13-11-2017
centrum
betekenis & definitie