Gepubliceerd op 30-10-2017

bloemrijk

betekenis & definitie

bloemrijk - Bijvoeglijk naamwoord
1. met veel bloemen
Heb je geen balkon en zelfs geen plek voor een stoeptegeltuintje? Sluit je aan bij guerrilla-gardeners die in kortdurende acties bloemrijke tuintjes aanleggen op verwaarloosde plekken zonder groen. Nog zo’n sympathiek actiemiddel is om op veronachtzaamde gronden zaadbommetjes te gooien, van bloemzaden verpakt in compost en klei.
2. (figuurlijk) beeldend en kleurrijk
Als inspirator is Rijker onovertroffen, en de discussie tussen hard aanpakken of confronteren met een gebrek aan discipline is relevant. Het kwartje lijkt te vallen. Ook de diversiteit in de lesmethoden van de gelegenheidsleraren legt tegenstellingen bloot. Het bloemrijke taalgebruik van strafpleiter Inez Weski lokt vooral gapen en opstandigheid uit, behalve bij de enige ex-vwo-leerling die weet wat de trias politica is. Ook het „bek houden, als ik praat” van Maarten van Rossem lijkt contraproductief.

Woordherkomst
samenstelling van bloem en rijk

Synoniemen
[1] pittoresk, liefelijk, schilderachtig
[2] barok, beeldend, dichterlijk, zwierig, bombastisch, opgeblazen

Antoniemen
[2] saai