Gepubliceerd op 10-11-2017

besparen

betekenis & definitie

besparen - Werkwoord
1. (ov) minder van iets gebruiken of verbruiken
Ik bespaar benzine door minder snel te rijden.
2. (inerg), (economie) ~ op: minder geld uitgeven, bezuinigen
De overheid zal moeten besparen op de onderwijsuitgaven.
3. (ov), (figuurlijk) niet met iets geconfronteerd willen worden, zorgen dat iets niet gebeurd of hoeft te gebeuren.
Bespaar me je geleuter!
Als je nu gewoon doet wat ik zeg bespaart met dat een hoop energie.

Woordherkomst
Afgeleid van sparen met het voorvoegsel be-.