besparen - Werkwoord
1. (ov) minder van iets gebruiken of verbruiken
♢ Ik bespaar benzine door minder snel te rijden.
2. (inerg), (economie) ~ op: minder geld uitgeven, bezuinigen
♢ De overheid zal moeten besparen op de onderwijsuitgaven.
3. (ov), (figuurlijk) niet met iets geconfronteerd willen worden, zorgen dat iets niet gebeurd of hoeft te gebeuren.
♢ Bespaar me je geleuter!
♢ Als je nu gewoon doet wat ik zeg bespaart met dat een hoop energie.
Woordherkomst
Afgeleid van sparen met het voorvoegsel be-.
Inloggen
Log hier in om direct te kunnen beginnen met schrijven.
Favorieten
Wil je dit begrip toevoegen aan je favorieten? Word dan snel vriend van Ensie en geniet van alle voordelen:
- Je eigen Ensie account
- Direct toegang tot alle zoekresultaten
- Volledige advertentievrije website
- Gratis boek cadeau als welkomstgeschenk
Bronnen
Bronnen: