Gepubliceerd op 10-11-2017

besmet

betekenis & definitie

besmet - Bijvoeglijk naamwoord
1.

besmet - Deelwoord
1. voltooid deelwoord van besmetten
1. vormt de voltooide tijden
Een chirurg heeft enkele tientallen patiënten besmet met hepatitis B.
2. vormt de lijdende vorm
Niet iedereen die besmet wordt met de bacterie, wordt daadwerkelijk ziek.
3. vormt de onpersoonlijke lijdende vorm
De kans dat er meer mensen worden besmet is erg klein.
4. vormt een ergatieve constructie
Je kunt besmet raken door vlees rauw of onvoldoende verhit te eten.
5. attributief gebruikt
De met H1N1 besmette studenten kregen te horen dat ze beter maar thuis konden blijven, omdat ze anders iedereen zouden aansteken.
6. als naamwoordelijk deel van het gezegde gebruikt
Hij is besmet met hiv.

besmet - Werkwoord
1. enkelvoud tegenwoordige tijd van besmetten
2. gebiedenwijs van besmetten

Synoniemen
geïnfecteerd

Antoniemen
onbesmet