Gepubliceerd op 10-11-2017

bereid

betekenis & definitie

bereid - Bijvoeglijk naamwoord
1. akkoord gaand, instemmend: bereid tot actie
Ben je bereid om vandaag over te werken?

bereid - Werkwoord
1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van bereiden
♢ Ik bereid
2. gebiedende wijs van bereiden
bereid!
3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van bereiden
bereid je
4. voltooid deelwoord van bereiden

bereid - Deelwoord
1. voltooid deelwoord van bereiden
1. vormt de voltooide tijden
Hij had een heerlijke maaltijd voor ons bereid.
2. vormt de lijdende vorm
Acetosal wordt bereid door het acetyleren van salicylzuur.
3. als naamwoordelijk deel van het gezegde gebruikt
De maaltijd is bereid door een chef-kok.
4. attributief gebruikt
De viering werd afgesloten met een door de oudercommissie bereide maaltijd.