benig - Bijvoeglijk naamwoord
1. waarvan been of bot een groot deel uitmaakt
♢ Die benige vis is niet te eten.
2. mager
♢ De benige marathonloper woog maar 40 kg.
3. lijkend op bot
♢ Ik heb een benige knobbel op mijn hand.
Woordherkomst
Afgeleid van been met het achtervoegsel -ig
Synoniemen
[2] knokig, bonkig
[3] knokkelachtig, osteoïd
Verwante begrippen
beenderig, knokig, schonkig
Gepubliceerd op 10-11-2017
benig
betekenis & definitie