Gepubliceerd op 10-11-2017

benig

betekenis & definitie

benig - Bijvoeglijk naamwoord
1. waarvan been of bot een groot deel uitmaakt
Die benige vis is niet te eten.
2. mager
De benige marathonloper woog maar 40 kg.
3. lijkend op bot
Ik heb een benige knobbel op mijn hand.

Woordherkomst
Afgeleid van been met het achtervoegsel -ig

Synoniemen
[2] knokig, bonkig
[3] knokkelachtig, osteoïd

Verwante begrippen
beenderig, knokig, schonkig