benig
benig - Bijvoeglijk naamwoord 1. waarvan been of bot een groot deel uitmaakt ♢ Die benige vis is niet te eten. 2. mager ♢ De benige marathonloper woog maar 40 kg. 3. lijkend op bot ♢ Ik heb een benige knobbel op mij...
Wiktionary (2019)
benig - Bijvoeglijk naamwoord 1. waarvan been of bot een groot deel uitmaakt ♢ Die benige vis is niet te eten. 2. mager ♢ De benige marathonloper woog maar 40 kg. 3. lijkend op bot ♢ Ik heb een benige knobbel op mij...
Muiswerk Educatief (2017)
benig - bijvoeglijk naamwoord uitspraak: be-nig 1. zonder veel vlees, waar je de botten van kunt zien ♢ het was een lange, benige man 2. van been ♢ ik heb een benige knobbel op mijn hand...
Van Dale Uitgevers (1950)
bn. (-er, -st), 1. (als) van been: een benigs knobbel. 2. vol been: het vlees is erg benig vandaag. 3. met sterk uitkomende beenderen, knokig: benige vingers; een benig man; — een benig gestel, taai.
M. J. Koenen's (1937)
bn. (1 uit been bestaand, been in zich bevattend; 2 v. lichaamsdelen, waarvan de beenderen duidelijk uitkomen [ten gevolge v. magerheid]: mager): 1. een benige uitwas, een stuk rundvlees; 2. een benig voorhoofd.
Jozef Verschueren (1930)
('be:əsch) bn. (-er, -st) 1. van been : een -e uitwas 2. met veel been : vlees. 3. taai : een gestel. 4.mager, met duidelijk uitkomende beenderen : -e wangen.
Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)
bn. (-er, -st), 1. (als) van been: een benige knobbel; 2. vol been: het vlees is erg benig vandaag; 3. met sterk uitkomende beenderen, knokig: benige vingers; een benig gestel, taai.
Gerelateerde zoekopdrachten
Log hier in om direct te kunnen beginnen met schrijven.
Wil je dit begrip toevoegen aan je favorieten? Word dan snel vriend van Ensie en geniet van alle voordelen: