Gepubliceerd op 10-11-2017

beloop

betekenis & definitie

beloop - Zelfstandignaamwoord
1. (economie) een bedrag
Het beloop was 14 euro.
2. talud, hellend vlak
Het beloop is het schuine vlak langs een weg, watergang of dijk.
3. de wijze waarop iets zich min of meer vanzelf ontwikkeld
In de DSM -IV is niet meer, zoals in eerdere versies van de DSM, vereist dat de ziekte een progressief of een irreversibel beloop heeft.

beloop - Werkwoord
1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van belopen
♢ Ik beloop
2. gebiedende wijs van belopen
beloop!
3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van belopen
beloop je?

Woordherkomst
afgeleid van loop (stam van het werkwoord lopen) met het voorvoegsel be-

Uitdrukkingen en gezegden
♦ iets op zijn beloop laten
geen enkele poging doen de gang van zake te beïnvloeden.

Verwante begrippen
belopen