Gepubliceerd op 10-11-2017

beleggen

betekenis & definitie

beleggen - Werkwoord
1. (ov) geld steken in een naar verwachting winstgevende onderneming of in waardepapieren
Hij had al zijn spaargeld belegd in een teakkwekerij maar die was minder winstgevend als hij hoopte.
2. (ov) (scheepvaart) een scheepstouw vastmaken, vastsjorren
3. (ov) het toevoegen van (boter en) beleg aan een snee brood, zodat deze een boterham wordt (bedekken door er iets op te leggen)
Nu we wat meer geld verdienen willen we onze boterham met wat meer beleggen dan alleen maar tevredenheid.
4. bijeenroepen, houden
Ongeveer eens in de twee maanden wordt een vergadering belegd

beleggen - Zelfstandignaamwoord
1. meervoud van het zelfstandig naamwoord beleg
2. de actie van het beleg op een boterham doen
Het beleggen van de boterhammen liet hij aan zijn moeder over.

Woordherkomst
afgeleid van leggen met het voorvoegsel be-