Gepubliceerd op 10-11-2017

beer

betekenis & definitie

beer - Zelfstandignaamwoord
1. (zoogdieren) een groot viervoetig zoogdier uit de familie Ursidae van de roofdieren
De grizzly beer is helemaal geen vriendelijke teddybeer.
2. (veeteelt) een mannelijk varken (Suidae)
MOEDER, moeder, de beer is los,<br>Hoor dat dier eens brullen!<br>Snijd hem neus en oren af,<br>Dan hebben we wat te smullen
3. (zoogdieren) een mannelijke cavia
4. de inhoud van een aalput
De beer stonk vreselijk.
5. (bouwkunde) een gemetselde dam in een vestinggracht die het water in de gracht scheidt van zout of sterk stromend water van de zee, meer of rivier waaraan de vesting gelegen is.
De beer werd voorzien van een spitse rand, de zgn. ezelsrug. met daarop monniken of poppen om het oversteken van de gracht praktisch onmogelijk te maken.

beer - Werkwoord
1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van beren
♢ Ik beer
2. gebiedende wijs van beren
beer!
3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van beren
beer je?

Synoniemen
[4] drek, fecaliën, poep, stront