ader - Zelfstandignaamwoord
1. (anatomie) een vat waardoor zuurstofarm bloed vanuit de weefsels naar het hart beweegt
♢ De holle aders zijn de grootste aders van het menselijk lichaam.
2. (mijnbouw) een langgerekt lichaam erts te midden van het gesteente
♢ Na lang graven vonden de mijnwerkers een ader met een hoog goud gehalte.
3. bochtige, kronkelige streep in hout (nerf), marmer etc.
♢ Helaas liep er een grote ader door het marmer waardoor het minder waard was.
4. (elektrotechniek) een met een isolerende stof omgeven geleider in een kabel
♢ Om de terminals op de computer aan te sluiten was er in het gebouw 10-aderig kabel aangebracht en om het nu niet te makkelijk te maken waren ze allemaal van dezelfde kleur.
ader - Werkwoord
1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van aderen
♢ Ik ader
2. gebiedende wijs van aderen
♢ ader!
3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van aderen
♢ ader je?
Woordherkomst
uit het Middelnederlands
Synoniemen
[1] vene
Antoniemen
[1] slagader
Gepubliceerd op 31-10-2017
ader
betekenis & definitie