Gepubliceerd op 31-10-2017

ader

betekenis & definitie

ader - Zelfstandignaamwoord
1. (anatomie) een vat waardoor zuurstofarm bloed vanuit de weefsels naar het hart beweegt
De holle aders zijn de grootste aders van het menselijk lichaam.
2. (mijnbouw) een langgerekt lichaam erts te midden van het gesteente
Na lang graven vonden de mijnwerkers een ader met een hoog goud gehalte.
3. bochtige, kronkelige streep in hout (nerf), marmer etc.
Helaas liep er een grote ader door het marmer waardoor het minder waard was.
4. (elektrotechniek) een met een isolerende stof omgeven geleider in een kabel
Om de terminals op de computer aan te sluiten was er in het gebouw 10-aderig kabel aangebracht en om het nu niet te makkelijk te maken waren ze allemaal van dezelfde kleur.

ader - Werkwoord
1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van aderen
♢ Ik ader
2. gebiedende wijs van aderen
ader!
3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van aderen
ader je?

Woordherkomst
uit het Middelnederlands

Synoniemen
[1] vene

Antoniemen
[1] slagader