Gepubliceerd op 31-10-2017

achter

betekenis & definitie

achter - Voorzetsel
1. verder weg dan (gezien vanaf de spreker of anderszins)
De zon gaat schuil achter de wolken.
2. aan de achterkant
Bob zit voor zijn werk de hele dag achter de computer.
Piet parkeert zijn auto achter de winkel.
3. later in rangorde
Toen stond PSV achter Ajax en Feyenoord ''in de eredivisie.
4. in het laatste gedeelte
Hij is achter in de vijftig.

achter - Bijwoord
1. prepositioneel deel van een voornaamwoordelijk bijwoord
Hier zit meer achter.
2. bijwoordelijk deel van een scheidbaar werkwoord
Achterlaten: Hij liet een goed lopend bedrijf achter.
Hij loopt achter met zijn werk, dus hij moet nog veel inhalen.

Synoniemen
lager dan

Antoniemen
1. voor
2. voor
3. voor