aanvoeren - Werkwoord
1. bevel voeren over, leiden
♢ Na enkele grote overwinningen kreeg hij een groot leger om aan te voeren.
2. aanbrengen, naartoe transporteren
♢ Zij voeren graan aan nu de oogst verloren is gegaan.
3. bijbrengen als bewijs
♢ De verdediging wil ook nog iets aanvoeren.
aanvoeren - Werkwoord
1. (in een bijzin) meervoud verleden tijd van aanvaren
♢... dat wij aanvoeren
♢... dat jullie aanvoeren
♢... dat zij aanvoeren
aanvoeren - Zelfstandignaamwoord
1. meervoud van het zelfstandig naamwoord aanvoer
Woordherkomst
samenstelling van aan(voorzetsel) en voeren(werkwoord)
Inloggen
Log hier in om direct te kunnen beginnen met schrijven.
Favorieten
Wil je dit begrip toevoegen aan je favorieten? Word dan snel vriend van Ensie en geniet van alle voordelen:
- Je eigen Ensie account
- Direct toegang tot alle zoekresultaten
- Volledige advertentievrije website
- Gratis boek cadeau als welkomstgeschenk
Bronnen
Bronnen: