Gepubliceerd op 31-10-2017

aanslaan

betekenis & definitie

aanslaan - Werkwoord
(scheidbaar)
1. even tegen iets slaan
2. op militaire wijze groeten
De jonge soldaat moest bij iedere meerdere die hij tegenkwam de hand tegen de klep van zijn pet aanslaan.
3. in beslag nemen
4. gewaardeerd worden
Het nieuwe product sloeg goed aan er werden direkt enorme aantallen verkocht.
5. aanplakken
6. ten verkoop bieden
7. waarschuwend blaffen
De grote boerderijhond sloeg aan toe we het erf opkwamen.
8. beginnen te lopen
Na vele startpogingen sloeg de motor eindelijk aan.
9. (van een kogel)de grond raken
10. op een toets slaan
Toe we de toetsen van de oude piano aansloegen kwamen er valse tonen uit.
11. beslagen worden
12. (juridisch) (financieel) belasten, belasting heffen
Toen de Nederlandse regering rijke Nederlanders aansloeg met hoge vermogensbelastingen zijn de rijksten naar België gevlucht en leven daar nu verder als Nederbelg.
13. wortel schieten
Het duurde lang voordat de kiemen van de plantjes aansloegen

Woordherkomst
samenstelling van aan en slaan