Wetenswaardig Allerlei

T. Pluim (1922)

Gepubliceerd op 25-01-2017

Prins

betekenis & definitie

Bij de Romeinen was dit een eretitel, bijv. de „princeps senatus" was de eerste op de lijst der senatoren en bracht het eerst zijn stem uit ; ook de zoons en kleinzoons van den keizer mochten den titel van „princeps iuventutis" voeren.

(Oorspronkelijk waren de „principes" de eersten, de voorsten in het gevecht, vandaar nog ons „vorst") In de eerste middeleeuwen noemde men al de geestelijke en wereldlijke heeren „principes", doch ten laatste werd de titel alleen toegekend aan regerende beeren, aan wat wij nu vorsten noemen. (Het woord werd in onze taal tot prins verkort; in 't Frans: prince.) Het woord wordt thans als titel gevoerd door de niet-regerende leden van vorstenhuizen (de regeerder heet bijv. keizer, koning, vorst, enz.), terwijl in Duitsland ook de leden van niet meer regerende vorstenhuizen dien titel nog hebben behouden, bijv. de prins Von Wied. De oudste prins van regerende vorstenhuizen heet erfprins, van keizerlijke of koninklijke huizen: kroonprins. In Frankrijk hadden vroeger alle leden van den hoogsten adel den titel van prins ; zij echter, die aan het koninklijk huis verwant waren, heetten: „princes de sang royal" (in onze taal: „prinsen van den bloede").