Encyclopaedie van Nederlandsch West-Indië

Herman Daniël Benjamins, Joh. F. Snelleman, Martinus Nijhoff, E.J. Brill (1914-1917)

Gepubliceerd op 25-04-2022

Lepadidae

betekenis & definitie

EENDENMOSSELS. Aan een contractielen steel vastgehechte, gewoonlijk in kolonies levende, hermaphrodiete schaaldieren of Crustacea, tot de orde Cirripedia onder de Entomostraca behoorend (zie CRUSTACEA).

Het eigenlijke lichaam wordt gevormd door het gewoonlijk vrij duidelijk van den steel gescheiden hoofdje of capitulum; dit is door een vliezigen mantel omsloten, waarin zich verschillende kalkstukjes bevinden. Vooreerst aan de rugzijde van het meestal van weerszijden tamelijk sterk samengedrukte capitulum, tegenover de mantel-opening, vinden we een langgestrektschelpstuk, de carina; aan de zijden, aan weerskanten, vallen twee groote schelpstukken in het oog; het onderste, het dichtst bij de basis van het capitulum, heet scutum, het bovenste (langgerekt-driehoekig) tergum. Bovendien zijn er dikwijls nog andere, kleinere schelpstukjes in den mantel. Wat het dier aangaat, moeten we ons voorstellen, dat dit onderste boven is georiënteerd, d.w.z. kop en voorste gedeelte van het lichaam zijn gedeeltelijk in den steel, gedeeltelijk vlak bij de basis van het capitulum gelegen, terwijl het achterste deel van het lichaam vrij uitsteekt. Hier bevinden zich 6 paren pooten; iedere poot verdeelt zich in twee zeer ranke, dunne, spiraalsgewijs oprolbare, en in talrijke segmenten verdeelde cirren, die met lange haren bezet zijn (vandaar de naam eendenmossels: de bundel pooten heeft eenige gelijkenis met donsveeren van een vogel; men kent ook het verhaal, dat de rotganzen in het hooge Noorden uit dergelijke eendenmossels zouden ontstaan). Het geheele complex pooten, wordt bij tusschenpoozen door het levende dier door de spleetvormige mantelopening uitgestoken en uitgebreid om zoo mogelijk prooi te bemachtigen, daarna weer teruggetrokken.Eendenmossels, die als zeer jonge larven vrij rondzwemmen, hechten zich gewoonlijk, als zij volwassen zijn, aan schepen beneden de waterlijn, aan drijvend hout, enkele soorten ook op de huid van walvisschen, haaien, enz. vast. In dit laatste geval hebben we met uitwendige parasieten te doen; de steel is diep in de huid van walvisch of haai ingezonken, zoodat deze huid een soort van wal rondom den parasiet vormt. Hunne eigenaardige levenswijze op bovengenoemde, bewegelijke voorwerpen is oorzaak, dat vele soorten van eendenmossels kosmopolitisch te noemen zijn, ofschoon hun hoofdverblijf in warmere zeeën ligt. Enkele soorten, die zich aan vaste, niet bewegende voorwerpen vasthechten zijn uit den aard der zaak meer plaatselijk verspreid.

In West-Indië komen enkele kosmopolitische soorten van het geslacht LEPAS (anatifera, hili, anserifera, fascicularis) voor, die in hun uiterlijk voorkomen aan de boven gegeven beschrijving beantwoorden. Verder eenige (eveneens kosmopolitische) soorten van CONCHODERMA (aurita, virgata), waarbij de mantel slechts kleine kalkstukjes bevat; carina en terga ontbreken soms geheel; de soorten leven aan scheepskielen, op de huid van walvisschen (Balaena australis) en op het schild van schildpadden (Chelone mydas en imbricata). Het geslacht LITHOTRYA (in West-Indië L dorsalis), zonder duidelijk capitulum, daar het lichaam grootendeels in den steel verscholen zit, boort zich in zachte kalkrotsen, koralen, enz.

Litt. Darwin, A Monograph of the Cirripedia, Lepadidae, London, 1851.

J.J.T.

< >