Encyclopaedie van Nederlandsch West-Indië

Herman Daniël Benjamins, Joh. F. Snelleman, Martinus Nijhoff, E.J. Brill (1914-1917)

Gepubliceerd op 25-04-2022

Gefken (mr Jan Willem)

betekenis & definitie

geb. 9 Mei 1807 te Amst., overl. te 's Grav. 22 Sept. 1887, promoveerde in 1832 te Leiden in de rechten en vestigde zich als advocaat te 's Grav. Hij werd in 1843 benoemd tot subst. offic. v.

Justitie bij de rechtbank te Den Briel en in 1845 tot Adv.-Gen. bij het Hof in Zuid-Holland. In Oct. 1856 tot Proc.-Gen. in Suriname benoemd, kwam hij daar in Jan. 1857 aan en nam nagenoeg elf jaren in een moeilijken tijd dit ambt waar. Aan de voorbereiding en de invoering van de slaven-emancipatie, van het nieuwe Regeeringsreglement en aan de voorbereiding van de nieuwe wetgeving had hij een zeer belangrijk aandeel. Op zijn initiatief kwam er eene wijziging in het stelsel van strafoplegging aan slaven. (Publ. van 19 Dec. 1857 (G.B. no. 19). De slavenreglementen wist hij met ernst en strikte rechtvaardigheid te handhaven. In 1867 in Nederland teruggekeerd werd hij in het einde van dat jaar gekozen tot lid der Tweede Kamer, waarin hij zitting nam tot 1869. (Zie Surin. Almanak voor 1892.)