Encyclopaedie van Nederlandsch West-Indië

Herman Daniël Benjamins, Joh. F. Snelleman, Martinus Nijhoff, E.J. Brill (1914-1917)

Gepubliceerd op 25-04-2022

Epidemieën

betekenis & definitie

zijn ziekten die - al of niet van buiten ingebracht - zich op onbepaalde tijden over kleinere of grootere gebieden uitbreiden om, na haar ophouden, gedurende korteren of langeren tijd niet voor te komen. De ziekten, die in de W.-I. koloniën soms epidemisch voorkomen zijn gele koorts, influenza, mazelen, oogziekten, pokken en typhus. (Zie ook CHOLERA en DYSENTERIE.)

Gele koorts is een voornamelijk in de warme landen van het westelijk halfrond voorkomende, snel vorloopende, besmettingsziekte, met typische koortsverschijnselen, stoornissen in de urine-uitscheiding, het voorkomen van galkleurstof en eiwit in de urine, groote neiging tot bloeddissolutie met daarmede gepaardgaande bloedingen uit mond, neus, keel, ooren, pis- en geslachtswerktuigen, het veelvuldigst echter met bloedingen in de maag en braking van donker gekleurde stoffen, van waar de naam ‘zwarte braak’. De naam ‘gele’ koorts heeft betrekking op de hoog gele kleur van de huid en de oogen der lijders. Zij wordt voortgeplant door een Culex-soort, de Stegomyia fasciata (zie DIPTERA) De smetstof is zóó klein, dat ze niet door een bacteriënfilter wordt tegengehouden en behoort dus tot het z.g.n. filtreerbare virus. De gele koorts is niet, zooals velen meenen, endemisch in onze W.-I. koloniën, maar heerscht er alleen dan, wanneer zij ervan buiten wordt ingebracht. Van Leent schreef in 1881: ‘Toutes les fois qu'elle s'est montrée a Surinam elle y a été importée par la navigation’ (blz. 101) en ‘La maladie, toutes les fois qu'elle y est apparue, a été importée à Curaçao par la navigation’. Zij kan dus door strenge quarantaine-maatregelen geweerd en, eenmaal aangebracht, bestreden worden door strenge afzondering der lijders in muskietvrije barakken.

In Suriname schijnt de gele koorts voor het eerst in 1836 zich vertoond te hebben (vóór dien was er weinig gemeenschap met plaatsen waar de ziekte veelvuldig voorkomt); daarna in 1851; in 1854 was er weer een epidemie, die tot 1857 duurde; vervolgens heerschte de ziekte er weer in 1866 en daarna niet meer vóór 1902. Op Curagao heerschte, volgens Teenstra, de ziekte in de laatste helft der 18de eeuw twee of driemaal. In 1803, 1807 en 1818 werd de kolonie weer bezocht en van 1838-1880 negenmaal. Na dien heeft de ziekte er zich telkens weer vertoond, beperkt blijvende tot enkele gevallen, behalve in 1894 en 1898, toen er resp. 60 en 16 gevallen waren. Van af 1909 is de ziekte er niet meer voorgekomen. Op St. Martin had men in 1801-1803 een hevige epidemie.

Influenza. Hevige epidemieën heerschten in 1823 en 1851 in Suriname. Sedert de laatste jaren verschijnt de ziekte in onze W.I. koloniën, evenals overal elders, bijna jaarlijks in meerdere of mindere mate.

Mazelen hebben in den regel een goedaardig verloop. Volgens Kappler, Surinam, blz. 265, maakt deze ziekte bij de Boschnegers echter vele slachtoffers.

Oogziekten heerschen vooral in de droge jaargetijden; in verband hiermede werd op Curaçao bij publ. van 1817 no. 14 het wit pleisteren van de buitenmuren der huizen verboden. In Suriname worden sedert 1889 de aan trachoom en andere oogziekten lijdende schoolkinderen op school behandeld.

Pokken hebben in vroegere jaren, vóór de invoering der vaccinatie, in Suriname groote verwoestingen aangericht. Voor zooveel bekend dagteekent de eerste epidemie van 1743. In 1763, door een slavenschip aangebracht, heerschte de ziekte er weer tot 1764. In 1785 had men er op nieuw de pokken. De volgende epidemie, die van 1789, eischte zooveel slachtoffers, dat men door verlies van slaven menige plantage heeft moeten verlaten. In 1800 en 1806 weer epidemieën, maar in mindere mate.

De hevigste epidemie was die van 1819 en 1820, welke vooral voor de slavenbevolking noodlottig was, waarvan meer dan 10.000 bezweken. In 1823 op nieuw een epidemie, maar van weinig beteekenis, evenals de daarna voorgekomene. Sedert 1884 bezit Paramaribo een parc vaccinogène, terwijl sedert 1904 de vaccinatie voor onderwijzers en scholieren in de geheele kolonie verplichtend is gesteld.

Op Curaçao zijn pokken-epidemieën voorgekomen in 1815,1827-28 en 1862; bij deze laatste was het aantal ziektegevallen ± 800, dat der overledenen 236. Bij Publ. van 7 Juni 1827 no. 4 werd tijdens de epidemie, de inenting met de gewone of natuurlijke pokstof strengelijk verboden, zoolang er koepokstof op het eiland aanwezig was. De publ. van 6 Juni 1844 no. 256, schreef de verplichte inenting voor schoolkinderen voor. In 1882 werd er een parc vaccinogène opgericht.

Typhus komt in de W.-I. koloniën zelden epidemisch voor, hoewel er op Curaçao gedurende de droogte, wegens het slechte drinkwater, nog al veel gevallen voorkomen. Van Leent hield een ziekte, die in 1779 in Suriname in de districten Cottica, Perica en Para geheerscht heeft, voor typhus. Als typhus is ook beschreven de epidemie, die aan een groot aantal Nederlandsche boeren van de kolonisatie aan de Saramacca in 1845 het leven heeft gekost.

Litt. M.D. Teenstra, De Ned. W.-I. Eilanden, Amst. 1836/37, I, 175, II, 226; Idem, De negerslaven in de kol. Suriname, Dordr. 1842, blz. 78 en 79; verschillende artikelen in het tijdschr. West-Indië.

Haarlem, 1855-1858; F.W.L. Tydeman, Over

de epidemie van typhus, geheerscht hebbende op het etablissement voor de europ. kolonisatie in Suriname te Groningen aan de Saramacca in 1845. Akad.

proefschr. Leiden 1860; G.J. Simons, Beschr. v.h. Eiland Curaçao, Oosterwolde 1868, blz. 119-122; Dr. Van Leent, La Guyane néerlandaise, Arch. de médicine navale, t. XXXII, XXXIV, 1880, t.

XXXV, 1881 (met veel litteratuur-opgaven); J.A. van Trotsenburg, Refractie-afwijkingen en trachoom bij West-Indische schoolkinderen, Nederl. Tijdschr. v. Geneesk. 18 April 1908, no. 16, J.J. Halfhide, Schadelijke insecten en dieren, Haarlem 1911, deel VI.