Encyclopaedie van Nederlandsch West-Indië

Herman Daniël Benjamins, Joh. F. Snelleman, Martinus Nijhoff, E.J. Brill (1914-1917)

Gepubliceerd op 25-04-2022

Comptabelen comptabiliteit

betekenis & definitie

Ingevolge het tweede lid van art. 62 der Grondwet moet de ‘wijze van beheer en verantwoording’ van de geldmiddelen der koloniën bij de wet worden geregeld. Dit voorschrift kwam voor het eerst in 1848 in de Grondwet (art. 60); het werd in 1865 herhaald in art. 153 van het R.R. voor Suriname en in art. 174 van het R.R. voor Curaçao.

Aan het voorschrift is eerst uitvoering gegeven bij twee wetten van 7 Nov. 1910, n.l. de Surinaamsche Comptabiliteitswet (G.B. 86) en de Curaçaosche Comptabiliteitswet (P.B. 63). Intusschen had men reeds eerder aan dezeaangelegenheid aandacht geschonken: in 1892 werden de eerste wetsontwerpen bij de Staten-Generaal ingediend en ook vóór dien tijd werden ontwerpen opgemaakt, doch men wachtte steeds - echter vergeefs - op de totstandkoming van een herziening der bepalingen voor de Rijkscomptabiliteit. In de koloniën toch worden sedert 1867 verschillende betalingen gedaan, welke ten laste van 's-Rijks schatkist komen [wedde en verblijfkosten van de Gouverneurs, kosten van de Rijks zee- en landmacht (art. 107 R.R. Sur., art. 99 R.R. Cur.)] en men achtte het aanbevelenswaardig om de regeling voor de koloniën zooveel mogelijk in overeenstemming te brengen met die, welke voor het Rijk zou worden vastgesteld.

De ontwerpen van 1892 werden ten gevolge van de ontbinding van de Tweede Kamer in 1894 en het aftreden van het toenmalig Ministerie ingetrokken. Het onderwerp werd daarna opnieuw in behandeling genomen, doch eerst in 1908 (niet het minst tengevolge van de voortdurende en tijdroovende correspondentie met de koloniale besturen) werden nieuwe ontwerpen ingediend, welke leidden tot bovengenoemde wetten.

Richtsnoer voor het beheer en de verantwoording der koloniale geldmiddelen in elke kolonie is de koloniale huishoudelijke begrooting (zie: BEGROOTING). De vorderingen ten laste van die begrooting worden in de koloniën1) verevend en betaalbaargesteld door of namens den Gouverneur. Bij art. 16 der ‘Comptabiliteitsresolutie’ (G.B. 1910 no. 93) is aan den Administrateur van Financiën in Suriname1 2) 3 daartoe eene doorloopende machtiging verleend en bij art. 18 van het ‘Comptabiliteitsbesluit’ (P.B. 1910 no. 69) aan den Administrateur van Financiën30 en aan de Gezaghebbers in de kolonie Curaçao, wat deze laatsten betreft aan ieder alleen voor vorderingen betreffende het eiland onder zijn bestuur staande. De hier genoemde personen heeten ‘ordonnateurs’. Deze mogen niet tevens rekenplichtig (comptabel) zijn. Van dit voorschrift kan echter in bijzondere gevallen worden afgeweken.

Ofschoon de ordonnateurs geene betalingen doen, kunnen zij door de betaalbaarstellingen, opzettelijk of door verzuim, aan de kolonie schade toebrengen. Zij zijn dan (evenals trouwens alle landsdienaren, die zonder ter zake rekenplichtig te zijn aan de kolonie schade toebrengen) verplicht die schade te vergoeden.

De wijze van vervolging der ordonnateurs is geregeld bij K.B. van 13 Januari 1911 (G.B. 14, P.B. 14). Wanneer door de Algemeene Rekenkamer (zie hieronder) eene mededeeling is gedaan, welke tot het opleggen van vergoeding zou kunnen leiden, of de Gouverneur uit eigen hoofde daartoe termen vindt, doet hij onderzoeken of door de kolonie schade is geleden en of die door opzet of plichtverzuim is toegebracht. Is dit het geval, dan wordt den betrokkene mededeeling gedaan van het bedrag der op te leggen vergoeding en van de gronden waarop zij rust, waarbij tevens een termijn wordt gesteld binnen welken een schriftelijke verdediging kan worden voorgedragen. Door den Gouverneur wordt, den Raad van Bestuur gehoord, eene beslissing genomen. Van het besluit van den Gouverneur kan herziening worden gevraagd bij de Kroon, welke ook ambtshalve een besluit kan herzien indien het later mocht blijken te zijn genomen op grond van onjuiste gegevens of onjuiste voorstelling van feiten. De afschriften van de besluiten, waarbij vergoeding wordt opgelegd, hebben dezelfde kracht en worden op dezelfde wijze ten uitvoer gelegd als de grossen van in kracht van gewijsde gegane vonnissen in burgerlijke zaken.

De invordering van de verschuldigde sommen geschiedt echter bij voorkeur op de ten laste van de betrokken begrooting komende inkomsten der betrokkenen. De vorderingen tot schadevergoeding verjaren door verloop van 2 jaar na de afkondiging van de wet of de koloniale verordening, houdende vaststelling van het slot der koloniale rekening betreffende het betrokken dienstjaar.

Rekenplichtig zijn personen, die gelden of geldswaarden aan de koloniën toebehoorende onder zich hebben en daarover beheer voeren, of magazijnen beheeren. Rekenplichtigen in Suriname zijn o.a.: de Koloniale Ontvanger en Betaalmeester, de Ontvanger der Invoerrechten en Accijnzen, de Ontvanger in Nickerie, de Districtscommissarissen; in Curaçao o.a.: de Koloniale Ontvanger op Curaçao en de Ontvangers op de overige eilanden.

De vorderingen bovenbedoeld worden, met gebruikmaking van de door de Gouverneurs vast te stellen modellen, ingediend bij de administratiën, collegiën, autoriteiten of ambtenaren, die de orders tot het doen van leveringen of anderszins hebben gegeven. Deze toch kunnen beoordeelen of b.v. eene levering overeenkomstig de gegeven opdracht heeft plaats gehad, waarvan zij dan eene verklaring op (een van) de ingediende stukken stellen. De stukken komen dan op het bureau van den ordonnateur, waar wordt nagegaan of zij voldoen aan de bepalingen van het K.B. van 13 Jan. 1911 (G.B. 13, P.B. 13) houdende o.a. vaststelling der eischen, waaraan de bescheiden moeten beantwoorden, door de schuldeischers der koloniën over te leggen; of zij tijdig zijn ingediend, d.w.z. vóór 1 Juli van het jaar volgende op dat, waarin het recht van den schuldeischer is ontstaan; tot welk dienstjaar de vorderingen behooren en welk artikel van de begrooting ermede bezwaard moet worden. Na het onderzoek worden de vorderingen ten laste van de begrooting geboekt - en dus tot een schuld van de kolonie gestempeld (verevend) - en betaalbaar gesteld.

De betaalbaarstelling geschiedt door het afgeven van mandaten op de koloniale kas ten name van de schuldeischers; in die mandaten, welke door of namens den ordonnateur geteekend zijn, wordt den aangewezen rekenplichtige verzocht de uitgedrukte geldsom uit te betalen. Een mandaat bevat verder het dienstjaar en het artikel der begrooting. De betaalbaarstelling van vorderingen welker verevening niet afhankelijk is van eene voorafgaande indiening van stukken door belanghebbenden, zooals traktementen, pensioenen en dergelijke, geschiedt in den regel op betaalsrollen. Op deze vorderingen en op alle tot voldoening van vorderingen afgegeven mandaten zijn de in de voor de koloniën geldende algemeene verordeningen gestelde termijnen van verjaring toepasselijk. Den rekenplichtigen zijn voorschriften gegeven omtrent hetgeen zij bij de betalingen hebben in acht te nemen.

Na afloop van elke maand worden de betalingsstukken gebracht op borderellen, welke worden overgelegd bij de maandelijksche verantwoording van den rekenplichtige. Die verantwoording geschiedt in een staat van ontvangsten en uitgaven, welke, na in de kolonie te zijn onderzocht, door den Gouverneur met de noodige stukken aan den Minister van Koloniën wordt gezonden ter doorzending aan de Alg. Rekenkamer. De contrôle over de koloniale uitgaven en ontvangsten is n.l. bij de Comptabiliteitswetten aan de Alg. Rekenkamer in Nederland opgedragen, welk college die contrôle uitoefent overeenkomstig genoemde wetten en voorts naar de thans bestaande of nader vast te stellen bepalingen voor de contrôle der

Staatsuitgaven en ontvangsten.11 De Alg. Rekenkamer deelt hare bedenkingen tegen de verevening der uitgaven en tegen de boeking der ontvangsten aan den Minister van Koloniën mede binnen drie maanden, nadat de stukken bij de Kamer zijn ingekomen. Die Minister zorgt voor doorzending der bedenkingen aan de Gouverneurs. Indien de bedenkingen gegrond worden geacht, moet het noodige worden verricht om daaraan tegemoet te komen.

Er bestaat tusschen de Alg. Rekenkamer en de rekenplichtigen eene rechtstreeksche betrekking omtrent het doen van verantwoording, en wel van de inzending af tot den afloop der rekening toe. De rekenplichtigen worden ter zake van hun gehouden beheer slechts van verantwoordelijkheid ontheven door een deswege door de Alg. Rekenkamer af te geven bewijs. De rekenplichtigen worden onderscheiden in gewone rekenplichtigen (dat zijn zij, die een doorloopend geldelijk of materieel beheer voeren) en buitengewone rekenplichtigen (dat zijn zij, die voor een bijzonder geval zulk beheer verkrijgen). Gewone rekenplichtigen, die een geldelijk beheer voeren, dienen telken jare over het daaraan voorafgaande jaar een saldostaat (ook wel dertiende maandstaat genoemd) in aan den Administrateur van Financiën; in Suriname door tusschenkomst van den Controleur der Belastingen, die met het toezicht op het beheer van de gewone rekenplichtigen is belast.

De Adm. van Financiën zendt den saldostaat aan den Gouverneur ter doorzending aan de Alg. Rekenkamer. Gewone rekenplichtigen, die een materieel beheer voeren, dienen jaarlijks - en buitengewone rekenplichtigen na afloop van het gevoerde beheer door tusschenkomst van den Adm. van Financiën en van den Gouverneur bij de Alg. Rekenkamer eene rekening in. Verder moeten nog aan de Alg. Rekenkamer rekening afleggen personen en administratiën, die belast zijn met den verkoop van landsgoederen, indien de opbrengst der verkooping eene som van ƒ500. - te boven gaat wat Suriname betreft, en eene som van ƒ100. -, wat Curaçao betreft.

Eindelijk moet nog verantwoording worden gedaan door hen, die gelden ‘ter goede rekening’ hebben ontvangen tot het doen van huishoudelijke uitgaven. Die verantwoording geschiedt door indiening aan de Alg. Rekenkamer van eene aanvraag om décharge, belegd met de noodige bewijsstukken.

De Alg. Rekenkamer schrijft aan de rekenplichtigen de termijnen voor tot beantwoording van de op de rekeningen gemaakte aanmerkingen en tot het indienen van bezwaren tegen daarin aangebrachte veranderingen. Na het verstrijken van den termijn neemt de Alg. Rekenkamer een besluit. Is de Alg. Rekenkamer daarbij niet op de gemaakte veranderingen ondanks ingebrachte bezwaren, teruggekomen, dan kan herziening der beslissing gevraagd worden.

Het onderzoek daaromtrent geschiedt door andere leden der Alg. Rekenkamer dan die de beslissing hebben voorgesteld. Het besluit omtrent eene herziening wordt genomen in een vereenigde zitting der Kamer. Overigens kan de Alg. Rekenkamer te allen tijde besluiten herzien, genomen op grond van stukken, welke later blijken valsch te zijn.

Wanneer rekenplichtigen, ondanks aanschrijving, nalatig blijven in het inzenden van hunne rekeningen, dan worden deze door een door den Gouverneur aan te wijzen ambtenaar ambtshalve opgemaakt op kosten van de nalatigen, die bovendien door de Alg. Rekenkamer kunnen worden beboet. Ambtshalve opmaking der rekening geschiedt verder nog bij onder curateele stelling van een rekenplichtige, en wanneer een rekenplichtige voortvluchtig is of overlijdt. Het nadeelig slot eener rekening en de boeten en kosten bovenbedoeld, worden in de eerste plaats verhaald op de inkomsten van den rekenplichtige en op den eventueel door dezen gestelden borgtocht. De Gouverneurs bepalen welke rekenplichtigen tot borgstelling verplicht zijn en tot welk bedrag. Meer dan dit bedrag mogen zij dan niet in kas houden, tenzij er meer geld voor den dienst noodig is. Anders moeten zij het meerdere ‘overstorten’.

Evenmin als de ordonnateurs mogen personen, die bevoegd zijn of gedelegeerd worden tot het aangaan van schulden voor de koloniën, tevens rekenplichtig zijn. Hiervan kan echter ook in bijzondere gevallen worden afgeweken. Dit is o.a. geschied ten aanzien van de Districtscommissarissen in Suriname.

Enkele bepalingen der Comptabiliteitswetten, waarvan in het vorenstaande nog geen gewag werd gemaakt, verdienen hier nog vermelding.

Bruikbare goederen, voor den kolonialen dienst bestemd, mogen niet vervreemd worden, behalve wanneer zij niet meer voor dien dienst benoodigd zijn, of om dringende redenen aan derden, of tot uitvoering van gouvernementswerken aan aannemers afgestaan of verkocht worden. Andere roerende goederen, eigendom van de koloniën, waarvan de verkoop in haar belang wenschelijk is, alsmede de niet meer voor den dienst benoodigde goederen, moeten steeds in het openbaar verkocht worden, tenzij door de Gouverneurs in bijzondere omstandigheden machtiging of last wordt gegeven tot onderhandschen verkoop.

Geschillen over vorderingen der koloniën kunnen door de Gouverneurs, na ingewonnen advies van den Raad van Bestuur, bij dading worden beëindigd. Hierop is, indien het onderwerp van het geschil eene hoogere geldswaarde heeft dan ƒ10.000. -, goedkeuring bij de wet vereischt. Kwijtschelding van vorderingen wordt door de Gouverneurs verleend krachtens Koninklijke machtiging. Bedraagt de vordering meer dan ƒ10.000. -, dan behoeft de geheele of gedeeltelijke kwijtschelding goedkeuring bij de wet.

Het uitvoeren van werken en het doen van leverantiën en transporten ten behoeve van de koloniën moeten in het openbaar worden aanbesteed, doch hiervan kan worden afgeweken wanneer dat in het belang van de koloniën door de Gouverneurs noodig geoordeeld wordt. Bij bedoelde werken enz. mogen landsdienaren in de koloniën in geenerlei opzicht betrokken zijn.

Aan aannemers of leveranciers kunnen voorschotten worden verleend. In de gevallen, door de Gouverneurs te bepalen, kunnen ook voorschotten worden verleend op traktementen, pensioenen, enz. (G.B. 1910 no. 95, P.B. 1910 no. 70).

Ten slotte zij hier nog vermeld dat de Alg. Rekenkamer jaarlijks betreffende elke kolonie aan de Koningin een verslag moet indienen van hare werkzaamheden over het afgeloopen jaar, in welk verslag tevens vermeld moeten worden alle ontdekte onregelmatigheden en afwijkingen van bestaande verordeningen, benevens de maatregelen, welke zij in het belang van het beheer der geldmiddelen wenschelijk acht. De verslagen worden medegedeeld aan de Staten-Generaal en aan de

Gouverneurs, ter overlegging respectievelijk aan de Koloniale Staten (Suriname) en aan den Kolonialen Raad (Curaçao).

Ph. A.F.

< >