Naam van de vroegere suikermolens die door ossen, muilezels of paarden gedreven werden. Beschrijving en afbeelding daarvan zijn in vele oudere werken over Suriname te vinden.
Ook Rodway, Guiana: British, Dutch and French, London 1912, geeft een afbeelding van een beestenwerk. De behoefte aan paarden voor deze molens was aanleiding tot de bepaling volgens placaat van 1704, dat Engelsche schepen verplicht waren om bij iedere reis ten minste zes paarden aan te voeren, terwijl de koppen der op reis gestorven paarden moesten worden vertoond. (Hartsinck II). Aan deze bepaling werd streng de hand gehouden. In een artikel van C.A. van Sypesteyn, Tijdschrift West Indië II, vindt men het getal paarden door Engelsche schippers jaarlijks aangevoerd op gemiddeld 400 geschat. Door het zware werk in de suikermolens schijnt de sterfte onder de paarden zeer grootte zijn geweest. Een ‘spel’ paarden, muilezels of ossen heette in dien tijd een bij elkaar behoorende ploeg van 7 à 8 stuks, waaronder 1 of 2 plaatsvervangers, in geval van ziekte. In den molen liepen er 6 tegelijk.