Navigeren bestaat uit vier methoden - 1. Kijken naar en peilen van zichtbare landmerken, luisteren naar geluiden, zoals van belboei of misthoorn, het gebruiken van boeien of andere hulpmiddelen in de kustwateren en hiernaar de koers bepalen.
2. Gegist bestek. Koers in de kaart zetten en schatten hoe lang en hoe ver die koers werd gevolgd. Als de roerganger zuiver recht kon sturen, de snelheid constant was, er geen stroom, wind en golven waren om het schip uit zijn koers te brengen,' dan zou de navigator aan het gegist bestek voldoende hebben. Maar helaas is dit niet het geval en hoe langer het schip op gegist bestek vaart, des te groter kan de fout in de schattingen zijn. Daarom moeten zij van tijd tot tijd gecontroleerd worden d.m.v, 1, 3 of 4, 3. Het astronomisch bestek. De positie bepalen aan de hand van zon, maan of sterren.
4.
5. De elektronische navigatie. De positie plotten met behulp van signalen van radiozenders, radar of andere elektronische hulpmiddelen.
Voor het gemakkelijk navigeren is er een navigatieschijf in de handel, een grote rekenschijf. Aan de ene kant kunnen snelheid, tijd en afstand, vermoedelijke vaartijd, brandstof verbruik e.d. snel afgelezen worden. Als men b.v. 4,6 knopen vaart en men wil weten welke afstand men in 2 uur en 30 minuten aflegt, geeft de schijf direct het antwoord:
11,5 mijl. Aan de andere kant geeft de schijf stroomcorrecues, berekeningen van de koers, verheid over de grond, door het water, gegist bestek enz.