Afmeren - het vastleggen van een vaartuig tegen de wal. Om niet door bewegingen van wind of water van zijn plaats te raken, moet het jacht doorgaans met twee trossen en twee springen worden afgemeerd.
Soms is het nodig bovendien dwarstrossen uit te zetten. Alle landvasten worden zodanig vastge maakt, dat het overblijvende eind aan dek ligt, niet op de kade. Worden zij dubbel genomen, dan kunnen zij aan boord gemakkelijk opgevierd of losgegooid worden. Het is gewenst touwwerk met enige rek te gebruiken, b.v. nylon of manilla. Bij natuurtouw zij men bedacht op krimpen en rek bij nat worden en uitdrogen; bij synthetisch touw op mechanische beschadiging door de kademuur, tussen de tieren gedrongen zand, enz.
Op getijwater moeten de landvasten zo lang genomen worden, dat het jacht met het tij op en neer kan gaan zonder dat zij te strak komen te staan. Om beschadiging van scheepshuid en berghout te voorkomen worden tussen schip en wal stootkussens gehangen. Bij afmeren langs een ander vaartuig is het correct eerst toestemming te vragen al moet die reglementair gegeven worden. Meer liefst zodanig af, dat ieder op zijn jacht zoveel mogelijk privacy behoudt. Zeilboten moeten erop letten of masten en tuigage bij overstappen of golfslag niet tegen elkaar kunnen komen.