is de Engelse vorm van ons Hollandse woord treiler (dat verband houdt met het Middel-Nederlandse drollen), de naam van een vissersvaartuig. Vroeger waren er veel zeiltrawlers op de Noordzee, maar sedert lang wordt hun aantal overtroffen door dat der stoomtrawlers.
Deze schepen danken hun naam aan het net, waarmede ze vissen. Een trawl (treil-)net is een grote zak, die van voren door twee borden met ijzer beslagen wordt opengehouden.
Aan. voor- en achterschip bevinden zich sterke ijzeren bogen met een schijf, waarover de trawllijnen binnengehaald kunnen worden. Dit inhalen na de visvangst geschiedt met een stoomlier.De grote stoomtrawlers hebben voor hun lange reizen grote kolenbunkers nodig; deze liggen midscheeps. Vóór de bunkers liggen bunnen, waarin de vis levend bewaard wordt en daarvóór is het verblijf voor het volk. Achter de kolenbunker ligt het ketelruim en de machinekamer, het verblijf van den kapitein, de machinisten en andere leden der bemanning. Dit aantal verschilt sterk naar gelang de grootte van het schip en den duur van de reizen, die men ermee pleegt te doen.
Het trawlnet wordt door het schip dicht langs of over den grond getrokken. De grote schepen vissen vooral op schelvis en kabeljauw, de kleine op schol, tong en tarbot.
Zeer vele van de 600 Nederlandse vaartuigen, die de trawlvisserij uitoefenen, zijn te IJmuiden thuis.
