Wat is dat? Encyclopedie voor jongeren

P.J.F.H. van de Rivière, R. de Ruyter-van der Feer (1928, 1930 en 1938)

Gepubliceerd op 13-08-2019

Romantiek

betekenis & definitie

is de geestesgesteldheid, die ook in den oorspronkelijken roman tot uiting komt: liefde voor het fantastische en gevoelvolle en afkeer van de koel-verstandelijke en nuchtere zijden van het leven; een sterke neiging om de alledaagse werkelijkheid te verlaten en zich te verplaatsen naar het rijk van het wonderbaarlijke. Deze levenshouding, die in tegenstelling staat tot de, sommigen ietwat koud aandoende, evenwichtige schoonheidscultus der Antieken (Grieken en Romeinen), was bijzonder eigen aan de christelijke Middeleeuwen met haar diep godsdienstig gevoel en met de ridderlijke idealen, die licht tot dweepzucht leidden.

Trouwens de romantiek is een verschijnsel, dat in het geestelijk leven van vele volken, ook in oeroude tijden, meer of minder sterk is opgetreden als reactie op een al te verstandelijke levensbeschouwing, die vaak in verstarring en platheid ontaardde.In engeren zin is de Romantiek de kunstperiode, die ontstond door de tegenstelling tussen de veelbewogen, kleurige en heldhaftige Napoleontische periode en de alledaagse, eentonige eigen omgeving daarna. Men droomde over grootse daden, die men zelf niet beleven mocht. Hieruit volgt vanzelf, dat de Romantiek bij voorkeur haar stof in het verleden zoekt.

Alle takken van kunst, zowel de beeldende kunst als de literatuur, werden door haar beïnvloed. In de bouwkunst vinden wij een teruggrijpen, eerst op het klassicisme, later op den stijl der Lodewijken; de ornamentiek gaat in het laatste voor. In de schilderkunst vinden wij in dit tijdperk enorm-grote doeken, met veel beweging en veel figuren, die een gebeurtenis uit een bepaald verhaal voorstellen: veldslagen, een schipbreuk, brand, een feestelijken intocht enz., stukken dikwijls prachtig van kleur en tekening, maar vaak ook met te veel en onoprecht aandoend pathos. De beeldhouwkunst ontwikkelde zich in gelijken zin.

In de literatuur was men, meer nog dan elders, op het verleden aangewezen; zulke phantastische verhalen, uit overrijke verbeeldingskracht gesproten — lees het verhaal uit een volgend stukje over Romeo en Julia —, zou niemand, als aan zijn omgeving ontleend, aanvaarden. Hieruit moest dus vanzelf de historische roman ontstaan, die in Engeland door Walter Scott was ingeleid. Victor Hugo is wel de grootmeester dezer periode, hij schreef verscheidene werken, ook toneelstukken, die als zuivere Romantiek kunnen gelden. In ons land waren het o.a. van Lennep, Oltmans, Bosboom Toussaint, Schimmel en Hofdijk, die tot de Romantiek behoorden.

Nu komt, na ’70, het verval der romantiek. De echte romantische vervoering wordt namaak, sentimentaliteit; de meisjes werden steeds schoner en reiner, de helden steeds sterker, dapperder en edelmoediger. Van de tegenfiguren werden de vrouwen steeds listiger en onbetrouwbaarder, de mannen laffer en verraderlijker. Men ging zich van clichéfiguren bedienen, die meer op poppen, dan op mensen geleken. En toen kwam de reactie: men ging zich meer op het weergeven der werkelijkheid toeleggen: het realisme was geboren.

Al behoort echter de kunstrichting, die men de Romantiek noemt, tot het verleden, daarmede is stellig niet gezegd, dat alle zin voor het romantische is uitgedoofd. De kunstenaar kan niet zonder verbeelding, zonder fantasie. En ook onder de gewone mensen, tot onder de zeer eenvoudigen toe, blijft de zucht naar romantiek bestaan, getuige het succes der detective-romans en van vele films, die beide ons in de wereld der verbeelding binnenleiden.

< >