Wat is dat? Encyclopedie voor jongeren

P.J.F.H. van de Rivière, R. de Ruyter-van der Feer (1928, 1930 en 1938)

Gepubliceerd op 13-08-2019

Nobel

betekenis & definitie

De herinnering aan den Zweedsen uitvinder en groot-industrieel Alfred Nobel (1833—1896) wordt wel bijzonder levendig gehouden door den z.g. Nobelprijs.

Deze Nobel werkte eerst met zijn vader op diens fabriek te Sint Petersburg, later (na 1859) te Stockholm, waar zij de ontplofbare stoffen bestudeerden. In 1864 vond hij de nitro-glycerine uit, een der krachtigste ontplofbare stoffen; in 1867 het dynamiet, minder gemakkelijk ontplofbaar dan nitro-glycerine.

Deze stof heeft behalve in de oorlogstechniek, ook veel toepassing gevonden in de mijnindustrie en bij het opruimen van allerlei materiële belemmeringen. Die uitvindingen legden den grondslag voor zijn enorm fortuin; hij stichtte in industriële landen 15 fabrieken van ontplofbare stoffen.

In 1873 vestigde Nobel zich metterwoon te Parijs, waar hij in zijn laboratorium de onderzoekingen op zijn speciaal gebied voortzette. Zo vond hij nog de ontplofbare gelatine uit en een rookzwak kruit, ballistiet genaamd.

Doch ook andere takken van industrie en techniek hadden zijn aandacht, hetgeen weldra bleek uit het aantal patenten, dat hij in den loop van slechts enkele jaren nam: op een automatische rem, een stoomketel, die niet uit elkaar kon springen, een verbeterde methode voor de concentratie van zwavelzuur en voor de raffinering van gietijzer. In 1884 vond hij nog een verbeterde methode uit voor de distillatie van petroleum, die in de Russische petroleumindustrie met groot voordeel werd toegepast.

Nadat hij in 1891 zijn laboratorium naar San Remo had verplaatst, overleed hij aldaar vijf jaar later.In zijn testament bepaalde hij, dat het grootste gedeelte van zijn vermogen, n.l. een bedrag van ongeveer 21 millioen gulden, zou worden beheerd door een stichting, de Nobelstichting, die de rente van dit enorme kapitaal zou hebben te gebruiken voor de jaarlijkse uitreiking van een vijftal geldprijzen van ongeveer ƒ90.000 elk, voor de belangrijkste prestaties op het gebied der natuurkunde, der scheikunde, der geneeskunde en physiologie, der wereldletterkunde en op het gebied der bevordering van den vrede.

De eerste vier prijzen zouden door de Zweedse Academie van Wetenschappen, de vijfde door een comité uit de Noorse Storthing worden toegekend. Een drietal Nobelinstituten werd gesticht ter voorlichting van de met de prijsuitreiking belaste lichamen. In 1901 had de eerste prijsuitreiking plaats. Bij gelijke verdiensten van twee persoonlijkheden op één gebied kan de prijs verdeeld worden in twee gelijke delen. De ongewone hoogte van den prijs en het feit, dat voor de toekenning de besten en kundigsten van de gehele mensheid, ongeacht de nationaliteit, in aanmerking komen, verlenen de Nobélstichting een voorname plaats in het cultuurleven en verheffen de prijzen tot een internationaal eerbewijs van den eersten rang. Des te aangenamer is het ons als goeden Nederlanders, dat de lijst van Nobelprijswinnaars sinds 1901 zovele namen vermeldt van grote Nederlandse geleerden.

Wij noemen: Lorentz, Zeeman,van der Waals, van ’t Hoff, Kamerlingh Onnes, Einthoven, Eykman en T. M. C. Asser.