is een oude titel, die uitsluitend in Friesland en in sommige delen van Groningen voorkwam.
Het woord grietman (in ’t meervoud zowel grietmannen als grietlieden) is afgeleid van greta, dat groeten of aanspreken betekent, en hier voornamelijk de betekenis heeft van aanspreken in rechte.
Wanneer in het oude Friesland van na 1234, na den dood dus van den laatsten Hollandsen graaf, die in Friesland nog enig gezag had (Floris IV), iemand een rechtsgeding aanhangig wilde maken, dan moest hij zijn bij den grietman. Vóórdien hadden de schouten, die in naam van het grafelijk gezag optraden, de functie van openbaar aanklager vervuld.
In den loop der tijden kregen nu de grietmannen hoe langer hoe meer macht. Zij traden tevens als rechters op; vóór de 16e eeuw deden zij recht zowel in civiele als criminele zaken — zie: Crimineel — en hadden bovendien de zorg voor de openbare vaarten en wegen, bruggen, dijken, sluizen, enz.
Zo’n grietman was dus een machtig personage. Later, door de instelling van een Hof (1499), werd zijn macht enigszins beperkt. Het gebied, waarover de grietman zijn functie uitoefende, heette grietenij. Er waren in Friesland elf steden en dertig grietenijen, vandaar ook de uitdrukking „op z’n elf en dertigst”, die je allemaal wel kent en die betekent: op z’n dooie gemak, uiterst langzaam. Zij is ontstaan, doordat de Staten van Friesland, telkens als er een besluit moest worden genomen, eerst de elf steden en de dertig grietenijen moesten raadplegen, terwijl in bijna alle zaken eenstemmigheid vereist was — en je begrijpt, dat dit niet zo erg vlug ging!