Woordenboek voor vrijmetselaren

W. de Grebber (1844)

Gepubliceerd op 22-09-2020

Johnson

betekenis & definitie

JOHNSON, of JOHNSON A FUNEN, was de naam van iemand, die vroeger Sekretaris was geweest, in dienst van den Hertog van Anhalt-Bernburg, en welken naam hij in 1763 of 1764 had aangenomen, om, door middel der Clermontsche graden, eene rol in de VA MA te spelen. Te dien einde gaf hij zich uit als afgezant en gevolmagtigde van de oppersten in Schotland, die gezonden was, om de Orde der Tempelheeren weder op te rigten. Aldus baande hij, als het ware, den weg, voor het toen ter wereld gebragte stelsel der Strikte Observantie. Op het Convent van Altenberge, in 1764, waar hij zijne regten wilde doen gelden, werd hij nogtans ontmaskerd, en, uithoofde van vroegere bedriegerijen, gevangen genomen. Hij overleed in 1775.

Hij was waarschijnlijk de handlanger, of het werktuig van Baron VON HUND (zie dat Art.), die hem, om de aangenomenen een te hoogeren dunk te geven, in tegenwoordigheid van velen, op de plegtigste wijze huldigde. VON HUND en JOHNSON gezien hebbende, met hoe veel graagte en lichtgeloovigheid, zelfs geleerde BBA in Duitschland de Fransche graden, naar die, welke ROSA had daargesteld, hadden aangenomen, hadden eene overeenkomst gesloten, om het stelsel der Strikte Observantie (zie dat Art.) in te voeren, in welke de Baron VON HUND den titel zoude voeren van erfelijk Heirmeester van geheel Duitschland.

< >