EDDA. Aldus worden twee verzamelingen genoemd, betrekkelijk de noordsche godenleer en heldengeschiedenis. De oudste dezer verzamelingen bestaat uit eene reeks van gezangen der Skalden en uit zeer oude legenden, vanwaar de naam van Edda, d.i. moeder der poëzy. Deze verzameling was meer dan 400 jaren verborgen en vergeten, en werd van deze in 1643 door Bisschop BRIJNGULF SVENSON te Skaholt slechts een gedeeltelijk handschrift op perkament gevonden. Uit deze verzameling is, ruim eene eeuw later, een prozaïsch uittreksel (de tweede Edda genoemd) uitgegeven door SNORRO STURLESON.
Dit laatste werk bestaat thans uit drie deelen, waarvan het eerste leerstellig en het tweede verhalend is, terwijl het derde, Skalda genaamd, een alphabetisch uittreksel van poëtische uitdrukkingen bevat, welke in de beide eerste deelen voorkomen. Dit werk, voor oudheid en geschiedenis, ook van onze' voorouders, hoogst belangrijk, is door onderscheiden vreemde geleerden uitgegeven, en met noten en verklaringen verrijkt. Onder onze landgenooten heeft Br D. BUDDINGH er in 1829 (te Utrecht) een werk over uitgegeven, dat getiteld is: de Eddaleer, en om deszelfs uitstekende behandeling allen lof verdient.Ook in een Maçonniek opzigt is de Edda hoogst belangrijk, als een overblijfsel van de inwijding der Scandinaviërs (zie verder dat Art.), wordende in een der eerste zangen zelfs eene zoodanige inwijding beschreven