[v. Lat. romanus = romeins]
I. zn Romaanse taal;
II. bn afstammend van het Lat. of van de Romeinen; Romaanse talen, voortzettingen van het zgn. vulgair Latijn (volkslatijn) in verschillende landen waar de Romeinen hun heerschappij hadden gevestigd en de bevolking haar eigen taal opgaf ten gunste van het cultureel overheersende Latijn. De nog gesproken Romaanse talen zijn: Spaans, Catalaans en Portugees; Occitaans (Provençaals) en Frans; Retoromaans, Italiaans en Sardisch, en het Roemeens; Romaanse stijl, stijl in de middeleeuwse kunst in Europa (ca. 1000-1200 n. Chr.).